In het geotechnisch laboratorium van SOCOTEC kunnen wij voor u de thermische geleidbaarheid van specifieke grondlagen bepalen.
Deze proef is belangrijk wanneer er bijvoorbeeld een ondergrondse constructie gebouwd wordt die warmte afgeeft of een afwijkende temperatuur heeft ten opzichte van haar omgeving. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hoogspanningsleidingen en pijpleidingen. Ook kunnen wij de thermische geleidbaarheid, of te wel de warmtegeleidingscoëfficiënt, bepalen van bentonieten en andere afwerkmaterialen die in de ondergrond worden gebruikt.
Om de thermische geleidbaarheid te meten wordt een thermische naald, voorzien van een warmtebron en een tempratuursensor, in een (ongeroerd) monster gestoken. Op basis van het meten van een warmte impuls kan de thermische geleidbaarheid worden berekend. In het geotechnisch laboratorium van SOCOTEC maken we gebruik van het Hukseflux systeem. De thermische geleidbaarheid wordt uitgedrukt in W/(m.K) en wordt meestal als een duplo- of triplometing uitgevoerd.
Neem contact op met
Verdichtingsproeven
Om de verdichting van de grond te bepalen kunnen wij u bij SOCOTEC een proctor proef en de minimale-maximale proef aanbieden; beide uitgevoerd volgens de RAW 2020. Het bepalen van de verdichting is cruciaal bij bouwwerkzaamheden. Zo gelden er vaak bepaalde verdichtingseisen bij de realisatie van dijken of taluds, maar ook bij de aanleg van (snel)wegen.
Bij de proctor proef wordt er een kromme geplot door de verdichting te bepalen bij (minimaal 5) verschillende watergehaltes. De maximale proctor dichtheid is bereikt bij de maximale verdichting wat daarmee ook gekenmerkt wordt door een bijbehorend optimale watergehalte. Om te controleren of de vereiste dichtheid is behaald bij de bouwwerkzaamheden kan door onze afdeling Monitoring een steekring wegdrukken in het veld. Hiermee wordt de in-situ natte en droge volumegewicht en watergehalte bepaald waarbij de resultaten direct getoetst kunnen worden tegen de resultaten van de proctor proef.
Doorlatendheidsproeven
Bij het geotechnisch laboratorium van SOCOTEC kunnen wij de doorlatendheid van grondmonsters voor u bepalen met behulp van de Falling Head en de Constant Head methode.
Bij de Falling Head methode wordt een cohesief monster ingebouwd in een samendrukopstelling waaraan een buret met water is aangesloten. Initieel wordt de terreinspanning aangebracht op het monster totdat deze is uitgeconsolideerd. Hierna laten we een bepaald volume water door het monster stromen waarbij het volumeverval wordt gemeten tegen de tijd. Met deze gegevens kan de doorlatendheidscoëfficiënt worden berekenen.
De andere optie om de doorlatendheidscoëfficiënt (k-waarde) te meten via een Constant Head proef. Hierbij wordt een vaak non-cohesief monster ingebouwd in een (triaxiaal) cell waarbij er water door het monster kan stromen met constante waterdruk. Het volume water en druk van het doorgestroomde water en de tijd die daarvoor nodig is worden gedurende de test gemeten om de k-waarde van de grond te bepalen.
Bepaling Van De Botanische Samenstelling Van Organische Grond
Bij de aanleg en toetsing van dijken is de botanische samenstelling van veen een criterium wat bepaald kan worden. In het geotechnisch laboratorium van SOCOTEC kunnen wij de botanische samenstelling van organische gronden bepalen volgen technische rapport 16: “Geotechnische classificatie van veen”. Eigenschappen zoals de sterkte en samendrukbaarheid worden samen met een aantal proeven waaronder het watergehalte en gehalte aan vezels. Ook wordt vaak aangegeven welk soort vezels erin zitten, daarmee wordt ook het type veen nauwkeurig bepaald.
Pocket Penetrometer Proef
Om de indicatieve druksterkte van een ongeroerd cohesief monster te bepalen kunnen wij een pocket penetrometer gebruiken in het laboratorium. Deze proef kan indien nodig worden uitgevoerd op gronden met een zeer hoge consistentie. Net als bij de Torvane proef dient het juiste opzetstuk gekozen te worden voor de pocket penetrometer, deze is afhankelijk van de hardheid van de grond. Hierna wordt de penetrometer in het monster gedrukt totdat de markering op de pocket penetrometer op gelijke hoogte is met het oppervlak van het monster. Hierna kan de indicatieve druksterkte direct worden afgelezen of dient een bijbehorende vermenigvuldigingsfactor gebruikt te worden afhankelijk van het opzetstuk.
Torvane Proef
Met de Torvane proef kunnen wij in het geotechnisch laboratorium voor u simpel en snel de indicatieve schuifsterkte van de grond bepalen. De bepaling van de indicatieve ongedraineerde schuifsterkte met een Torvane (Handvin) dient bepaald te worden op een cohesief ongeroerd monster. Bij de uitvoering dient een geschikte vin gekozen te worden waarbij de consistentie van de grond de type vin bepaald. De vin wordt vervolgens in een ongeroerd monster gedrukt, zodat de vinnen volledig in met monster prikken. Het apparaat wordt langzaam met de klok mee gedraaid, waarbij het monster weestand biedt. Wanneer er geen weerstand meer is kan de maximale weerstand worden afgelezen. Met behulp van een vermenigvuldigingsfactor kan de waarde worden omgezet naar de indicatieve schuifsterkte. Wederom een parameter die van belang kan zijn voor het karakteriseren van de grondlagen.
Foto's Ongeroerde Monsters
Ter afsluiting van een (grootschalig) grondonderzoek project raden wij SOCOTEC altijd aan om foto’s van de ongeroerde monsters aan te vragen. Hierbij worden alle ongeroerde monsters per boring digitaal vastgelegd. De beschreven boorstaten met de complementaire gefotografeerde monsters uit een boring zijn een waardevolle toevoeging bij projecten en kunnen dienen als een zeer gedetailleerd en belangrijk naslagwerk.
Bij het maken van de foto’s worden de monsters in de lengte doorgesneden. Dit kan uiteraard pas als alle testen uitgevoerd en goedgekeurd zijn. Vervolgens worden de monsters per maximaal 10 (aaneengesloten) monsters op de foto gezet. Op deze foto’s wordt de bodemopbouw, interne laagjes, laagovergangen en inhomogeniteiten heel zichtbaar. Daarnaast kan aangegeven worden waar welke proef is uitgevoerd. Kortom, de foto’s van de monsters helpen bij de visualisatie van de ondergrond en is belangrijk wanneer men de opbouw van deze ondergrond nader wil schematiseren.